Vijf generaties Vlaamse Polyfonie en de luit

Tussen 1400 en 1600 waren in Europa een groot aantal componisten actief in wat men nu de Franco-Vlaamse school noemt. De vroegste van hen zijn geboren in het hertogdom Bourgondië, vandaar dat met voor de eerste generaties soms spreekt over de Bourgondische school. Hun werkgebied strekte zich over heel Europa uit. 

Over het algemeen worden de Franco-Vlaamse polyfonisten ingedeeld in een vijftal generaties. Meest bekend zijn Johannes Ockeghem, Josquin des Prez en Orlando di Lasso. Hieronder volgt een opsomming van al hun werken die in de luitliteratuur terug te vinden zijn. Het gaat om een 65-tal componisten en enkele honderden titels. Sommige werken, zoals Anchor che col partire of Susanne un jour leven voort in tientallen versies die genoteerd staan in meerdere bronnen. Soms gaat het over werken waar maar een enkele luitversie of intavolatie van bestaat.Vanaf de eerste generatie vinden we hen al terug in de overgeleverde luitliteratuur en dan vooral bij de twee boeken van Spinacino, in 1507 bij Petrucci in Venetië gedrukt, en het eveneens uit Venetië afkomstige en rijkelijk versierde Capirola-manuscript (ca.1517). Voor de volledigheid mag ook Johannes Ciconia (ca.1370-1412) niet ontbreken. Hij wordt nog tot de zogenaamde “nulgeneratie” gerekend, de voorlopers van de Franco-Vlaamse school. Van hem vinden we rond 1460 een compositie in het luitboek van Wolfenbüttel (D-Wa cod.VII B Hs Nr.264, fol.Ar; beschreven in LSAQ 2016 no.1/p.15, LSAJ 2013/p.6, LSAJ 2013/p.41, LSAJ 2013/p.42 en  LSAJ 2013/p.47)…